Wat is het effect van de invoering van de omgevingsvergunning?
Op 23 februari 2017 smolten een viertal vergunningen – waaronder de voormalige milieu- en de stedenbouwkundige vergunning – samen tot de omgevingsvergunning. Heeft dat gevolgen gehad voor de manier waarop de milieueffecten van een project in kaart worden gebracht? Dat vragen we aan Sofie Putteman, architect en stedenbouwkundige bij Profex, dat deel uitmaakt van de adviesgroep United Experts.
Wilde je vroeger een nieuw gebouw neerpoten, een installatie bouwen of een handelszaak openen, dan moest je meerdere aparte vergunningen aanvragen bij verschillende diensten. Dat zorgde wel eens voor problemen. Sofie Putteman: “In de ene vergunning stond dan als voorwaarde dat de andere vergunning verleend moest zijn. Soms gaven de verschillende departementen echter tegenstrijdige adviezen. Een kippenboer kreeg bijvoorbeeld een stedenbouwkundige vergunning voor een nieuwe stal en startte alvast met de bouw. Uit de milieuvergunning bleek dan later dat er niet genoeg plaats was in de hokken.”
Die verwarrende toestanden behoren tot het verleden. “Nu leest de instantie die de omgevingsvergunning moet verlenen – dat kan de gemeente, de provincie of het Team Milieueffectrapportage (MER) zijn – het dossier in zijn geheel na. Het vormt nu een verhaal dat van de ontwikkeling tot en met de exploitatie volledig uitgespit wordt binnen één procedure.”
Codewoord is samenwerking
Afhankelijk van de grootte en de inhoud van een project moet er een milieueffectrapportage (MER) opgesteld worden. Er zijn drie niveaus (zie kader). “Bij Profex concentreren we ons op de project-MER-screening of de ‘lightversie’ van een milieueffectrapport. Daarin geef je aan dat je de impact van je project in de bouw- én exploitatiefase in kaart hebt gebracht en de nodige maatregelen hebt getroffen om die effecten op een ‘aanvaardbaar niveau’ te brengen. Door middel van gedetailleerde informatie argumenteer je dat je al dan niet een project-MER moet opstellen.”
Het codewoord bij zo’n screening is samenwerking. “Wij roepen van in het begin van het project iedereen bij elkaar: de architect, de opdrachtgever of bouwheer, de deskundigen binnen het dossier en de aannemer, als die al werd aangesteld. Samen bespreken we de belangrijkste milieueffecten van het project en gaan we met elkaar in discussie over de maatregelen die we nemen om die effecten te milderen. Het kan zijn dat de architect of projectontwikkelaar op basis van onze feedback terug naar de tekentafel moet.”

De vergunningsaanvraag vormt een verhaal dat van de ontwikkeling tot en met de exploitatie volledig uitgespit wordt binnen één procedure
Van bouw tot afbraak
De disciplines waarmee rekening wordt gehouden, zijn erg uiteenlopend. “Het gaat om bodem, lucht, water, mobiliteit, geluid, straling, biodiversiteit, ongevallen en rampen, de archeologie of erfgoedwaarde en ga zo maar door. Naar het cumulatieve effect wordt eveneens gekeken.” Naar de impact op de klimaatopwarming wordt niet expliciet gevraagd, maar dat zit wel deels ingebed in de verschillende indicatoren. “Als het project CO2-neutraal is, dan vermelden we dat bijvoorbeeld in het dossier. Dat is een meerwaarde bij de beoordeling.”
Profex neemt zowel de impact tijdens de bouw als tijdens de latere exploitatie onder de loep. “Soms gaan we zelfs verder en bekijken we de latere afbraak van het project en wat recupereerbaar en omkeerbaar is.” Nog voor de eerste steen gelegd wordt, moet er dus een gedetailleerd plan op tafel liggen om de effecten op mens en milieu sterk in te perken – ook als er geen milieuvergunning nodig is. Die effecten worden dan grondig bestudeerd door de gemeente of provincie. Volgens Putteman is dat een positieve evolutie. “Dat is het grootste verschil met de situatie vóór 2017: je moet er van meet af aan rekening mee houden. Het zwaartepunt ligt daardoor aan het begin van het traject.” De complexiteit van de materie is wel een aandachtspunt. “Architecten of ontwikkelaars hebben vaak onvoldoende expertise in huis om zelf zo’n project-MER-screening te doen. Zij kunnen daarvoor op onze hulp rekenen, al blijft het ook voor hen een heel intens proces, want de uitkomst kunnen we nooit 100 procent garanderen.”
“We zijn altijd neutraal als we een project beoordelen binnen de screening. Als er twijfel bestaat of een project-MER-screening wel voldoende is, adviseren we meestal meteen een project-MER op te starten om geen tijd te verliezen en de procedure zo vlot mogelijk te laten verlopen.”
Hervorming?
Het complexe proces van de milieueffectrapportage wordt mogelijk wel hervormd. In 2020 werkte Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir aan een conceptnota om de MER om te vormen tot een slank instrument dat focust op de concrete knelpunten op het vlak van milieu en omgeving. “De beroepsprocedures voor omgevingsvergunningen zijn wel al gewijzigd, maar voorlopig hebben we geen nieuws over een hervorming van de MER”, zegt Putteman.
Wanneer heb je een project-MER nodig?
Kort gezegd: het hangt ervan af of je project in bijlage I, II of III van het MER-besluit staat.
Bijlage I: aanleg van spoorwegen, de bouw van chemische centrales, luchthavens of installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij. Je moet een project-MER opstellen, inclusief een openbaar onderzoek. Je dient je aanvraag en je project-MER in bij het Team MER van de Vlaamse overheid.
Bijlage II: industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 hectare of meer, stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, verwerking van niet-gevaar[1]lijke afvalstoffen in een verbrandingsinstallatie … Je kan altijd een ‘ontheffing’ van de project-MER-plicht vragen door een stevig dossier in te dienen bij het Team MER waarin je aantoont dat er geen aanzienlijke gevolgen zijn voor het milieu.
Bijlage III: voedings- en genotmiddelenindustrie, eerste bebossing en ontbossing met het oog op omschakeling naar een ander bodemgebruik, aanleg van aquaducten over lange afstand, stadsontwikkelingsprojecten (die niet onder bijlage II vallen). Voor projecten in bijlage III volstaat meestal een project-MER-screening.