“Vijftien jaar geleden geloofde niemand in offshore windenergie. En kijk nu!”
Enkele jaren geleden trok zijn onderneming de kaart van offshore wind, vandaag breekt hij een lans voor getijdenenergie. Alain Bernard, al twaalf jaar aan het roer van het internationale baggerbedrijf DEME, gelooft in het energiepotentieel van de zee. “Met de nodige ambitie en ondernemingszin zijn er genoeg oplossingen om een kernuitstap op te vangen.”
Verbeelden, lef tonen en investeren. Drie waarden die volgens Alain Bernard, CEO van DEME, noodzakelijk zijn om onze samenleving voor te bereiden op een koolstofarme toekomst. Alleen wringt daar net het schoentje in België, meent hij. “Ons land is zeker niet gul in de inspanning om de Europese klimaatdoelstellingen te halen. En toch zijn er een aantal duurzame technologieën waar we wel degelijk wereldleider in zijn. Denk aan windenergie. Daarvoor steken ook wij als bedrijf onze nek uit. Alleen krijgen goede voorbeelden hier veel te weinig navolging”, steekt Bernard van wal. “Het gebrek aan ambitie zet een serieuze domper op de Belgische klimaat- en duurzaamheidsprestaties.”
De duurzaamheids- en energietransitie kan wel door de overheid worden uitgestippeld, maar ligt finaal grotendeels in handen van de industrie. Vindt u dat bedrijven in België voldoende hun verantwoordelijkheid nemen?
“Zowel overheid als privé zijn in hetzelfde bedje ziek. We zijn een complex land, met veel bestuursniveaus, bevoegdheden en weinig politieke continuïteit op energievlak. Tegelijk ontbreekt het ondernemers aan daadkracht. Sommige spelers nemen initiatieven rond recyclage en innovatie, maar ik hoor ook veel gemopper: loont het de moeite om te investeren in schone energie, ja dan nee? We lijden onder die passiviteit. Dat hernieuwbare energie niet per se duurder is dan klassieke, klimaatonvriendelijke energievormen, is intussen al zwart op wit bewezen. In de eerste plaats bedrijven, maar ook grote verenigingen zouden veel meer initiatief moeten nemen. Ze redeneren nog al te vaak traditioneel, eerder dan ambitieus naar de toekomst te kijken.”
Vindt u dat de Belgische overheden voldoende ruggensteun geven aan bedrijven die investeren in duurzaamheid en groene innovatie?
“In het verleden is er veel kritiek geweest op overheidsinvesteringen in groene technologieën en sectoren. Men noemt dat dan subsidie. Maar iedere nieuwe technologie, of het nu de elektrische wagen is of een nieuwe batterij, heeft veel subsidies gevraagd. Ook de olie- en steenkoolindustrie hebben vroeger riante steun gekregen. Terecht ook: het is de enige manier om verandering te realiseren. Als je kijkt naar de offshore-windsector, dan kan je vaststellen dat de Belgische overheid geweldige inspanningen heeft geleverd. Met resultaat: intussen is offshore wind een van de meest competitieve energievormen in ons land. Door die investeringen komen we nu uit op energieprijzen die veel lager zijn dan bijvoorbeeld kernenergie.”
Hoe schat u de verwezenlijkingen en het potentieel van België in, op het vlak van duurzame energie en energietransitie? Heeft België het in zich om een koploper te worden op het Europese toneel? Hoe relevant is de Vlaamse cleantech op de wereldmarkt?
“Ik schat bepaalde sectoren van de Vlaamse cleantech hoog in, en dan kijk ik ook naar mijn eigen bedrijf. Dankzij initiatieven die meer dan vijftien jaar geleden genomen zijn, denk bijvoorbeeld aan C-Power (het bedrijf dat met hulp van DEME een windmolenpark uitbouwde op de Thorntonbank, red.), staat de Belgische offshore-windtechnologie momenteel op de wereldkaart. Het aanzien van gespecialiseerde bedrijven, geclusterd in het Belgian Offshore Platform, is wereldwijd enorm groot. China, Taiwan, Australië … Er zijn tal van plaatsen waar we onze Belgische windtechnologie afzetten. Hetzelfde geldt voor andere technologieën, zoals interconnectiviteit, om elektriciteitsnetwerken te verbinden, beter op elkaar af te stemmen en klaar te stomen voor groene stroom. Daar speelt met name netbeheerder Elia een voortrekkersrol in, ook over de landsgrenzen heen.”
Welke rol wil DEME in de energietransitie spelen?
“Wij willen graag een solutions provider zijn: niet louter uitvoeren, maar van meet af aan meedenken met klanten en samen op zoek gaan naar innovatieve oplossingen. Onze focus ligt bij schone energie op het water. Zo hebben we een engagement opgenomen voor de offshore-windindustrie. Voor het C-Powerproject zijn we met zes windturbines begonnen. Het heeft ons destijds veel geld en moeite gekost om op te schalen. Intussen gaat het aan een sneltreinvaart. Binnen drie jaar zal een schip van de werf rollen waarmee we turbines van General Electric van 12 megawatt kunnen plaatsen. Dat betekent een revolutie. Zo’n turbine is een eiffeltoren van energie die we op zee plaatsen. De intrede van die megaturbines zal een grote impact hebben op de efficiëntie en de kostprijs van offshore-windenergie.”
“Even belangrijk zijn de interconnectie en de opslag van schone energie. We vangen de bezorgdheid op van de industrie in de haven van Antwerpen, om te kunnen aansluiten op het groene-stroomnetwerk. We willen daarom graag meewerken aan de plannen van staatssecretaris Philippe De Backer om een stopcontact op zee (offshore hoogspanningsstation, red.) aan te leggen, dat de windmolenparken op de Noordzee (de toekomstige windmolenparken Rentel, Seastar, Northwester II en Mermaid, red.) en het hoogspanningsnet aan land verbindt. Zo creëren we voor de haven een bevoorradingszekerheid van groene energie. Dit plan is bovendien nog vóór een eventuele kernuitstap in 2025 perfect te realiseren.”
Nogal wat industriële spelers pleiten ervoor de kerncentrales langer open te houden om de competitiviteit van de Belgische bedrijven niet te fnuiken. Bent u het met hen eens?
“Ik begrijp hun bezorgdheid, maar geloof persoonlijk dat we met ideeën en verbeelding heel veel kunnen oplossen. Er zijn nu al oplossingen om een kernuitstap op te vangen. Ik heb het recente energiepact gelezen en de timing van 2025 lijkt me wel degelijk haalbaar. In het pact stelt men voor om het globale energielandschap te monitoren: een taak voor een neutrale instantie die de kernuitstap aftoetst aan de beschikbare hoeveelheid hernieuwbare energie. Zo kunnen we op een logische manier een billijke datum prikken om de kerncentrales — die ons overigens dagelijks opzadelen met afval waar geen accurate oplossing voor is — te sluiten. Hoe sneller men de centrales sluit, op voorwaarde dat de energiebevoorrading niet in het gedrang komt, hoe beter.”

"Er zijn nu al oplossingen om een kernuitstap op te vangen. Ik heb het recente energiepact gelezen en de timing van 2025 lijkt me wel degelijk haalbaar."
Enkele jaren geleden was er heel wat te doen rond iLand, het project van DEME en Jan De Nul rond een energie-eiland voor de Belgische kust. Kunt u een update geven?
“We hebben het dossier destijds teruggetrokken, omdat de tijd nog niet rijp was. Momenteel doen we verder aan onderzoek en ontwikkeling. We mikken niet langer op louter een opslagplaats voor energie, maar wel op een multifunctioneel eiland, dat energieopslag, kustverdediging, interconnectie, energiebevoorrading en aquacultuur zou combineren. Bovendien zou het eiland zo goed als onzichtbaar zijn, omdat het verder in zee zou worden gebouwd. Los van het concept is het project nog niet concreet. We wachten af wat het nieuwe marien ruimtelijk plan van de federale regering precies inhoudt. Pas dan zullen we dit dossier al dan niet opnieuw indienen.”
Concreter is de bouw van een energie-atol in Dubai. Zijn zulke eilanden dé oplossing voor de slimme opslag van duurzame energie?
“In Dubai gaan we binnenkort van start met de bouw van zo’n multifunctioneel eiland, dat zonne-energie van overdag offshore zal kunnen opslaan. Het is onze bedoeling om zulke eilanden ook in België en Europa te introduceren. De Europese Commissie bestempelde dit type project als een PCI (project of common interest). Op die manier kunnen we in de toekomst sneller procedures doorlopen en makkelijker aan financiering raken. In Europese ogen is het een belangrijk project voor de toekomstige energiebevoorrading over de grenzen heen. De plannen voor een nieuw kunstmatig eiland op de Doggersbank (North Sea Wind Power Hub) en Nederlandse plannen om zowel in het zuiden als in het noorden van het land een energie-eiland aan te leggen, onderstrepen het potentieel. Of wij als bedrijf in die projecten zullen meestappen? Het is nog te vroeg om daarover uitspraken te doen.”
Sinds 2011 draagt DEME actief bij aan ‘Friends of the supergrid’, een samenwerking voor een pan-Europees duurzaam elektriciteitsnetwerk. Welke rol speelt DEME in dat verhaal? Hoe loopt het project momenteel?
“We zijn al jaren een van de twaalf friends. Met het project mikken we op een Europees supergrid of slim vertakt elektriciteitsnetwerk. Volgens ons is het hoog tijd om de afzonderlijke elektriciteitsnetwerken met elkaar te verbinden, zodat we als Europa samen werk kunnen maken van groene energie en samen pieken en dalen kunnen opvangen. Schijnt de zon overvloedig aan de Middellandse Zee of waait het hard in het Noorden, dan kunnen die hernieuwbare overschotten elders perfect van pas komen. Het blijft overigens niet bij ideeën. Zo legden we enkele jaren geleden al Norned aan, een energiekabel tussen Nederland en Noorwegen. Het is slechts een van de vele projecten waarmee we niet alleen Europese landen, maar op termijn ook continenten op één gemeenschappelijk energienetwerk willen aansluiten.”
Zit er, in Europa, ook toekomst in getijden- of golfenergie? Of richten we ons beter volledig op wind- en zonne-energie?
“Met getijdenenergie zijn we druk in de weer. De technologie staat nog in de kinderschoenen, maar we slagen er wel al in om de eerste getijdenturbines te bouwen met een vermogen van 2 megawatt. Dat lukte bijvoorbeeld in Schotland. In België is dat niet het geval, maar in het Verenigd Koninkrijk en Australië zijn de condities perfect om golf- en getijdenenergie te realiseren. Het gaat om 100 procent schone energie, die bovendien onzichtbaar is omdat ze zich onder water bevindt.”
“Omdat offshore wind op dit moment bijzonder competitief wordt, hebben andere, jongere technologieën het moeilijker om ingang te vinden. Dat geldt met name voor getijdenenergie. Ik hoop dat bedrijven die nu met offshore wind bezig zijn, het lef hebben om ook eens onder water te kijken. Vijftien jaar geleden werd er amper gesproken over offshore-windenergie. Zelfs binnen onze eigen raad van bestuur bestond er toen veel scepsis. Er was twijfel over de technische en economische haalbaarheid. Hetzelfde scenario gold voor zonne-energie. En kijk waar we nu staan! Het verhaal van getijdenenergie evolueert hopelijk in dezelfde richting. Of het werkelijk zo zal gaan, is moeilijk te voorspellen. Wie weet is floating wind (drijvende windturbines, red.) binnen tien jaar wel interessanter dan de klassieke offshore-windtechnologie ooit geweest is.”
U haalde het al aan: offshore wind wordt bijzonder competitief. In Duitsland en Nederland zijn de eerste vergunningen verleend voor windmolenparken zonder subsidies. Ook de Belgische federale overheid kondigde aan dat offshore wind voortaan met minder overheidssteun voort moet. Vindt u dat realistisch?
“In mijn ogen is het een goede, realistische keuze van de overheid, zolang je je de vraagt stelt: wat betekent zo’n subsidie? Alles staat of valt met de prijs van energie. In Duitsland bijvoorbeeld voorspelt men al even een stijging van de energieprijs. Waardoor bouwen zonder subsidie voor offshore-windfirma’s uiteraard zal kunnen. Zakt de prijs, dan bouwt men niet. Simpel.”
“Op langere termijn zal de prijs van windenergie overal in Europa sowieso zakken. Voor het windmolenpark Rentel bouwen we nu al turbines van 8 megawatt en meer. Tegen 2021 gaan we naar 12 megawatt en turbines met gigantische spanwijdtes. De prijs zal zakken op voorwaarde dat het voor bedrijven op korte termijn financieel interessant genoeg is om te investeren in windparken. Offshore wind wordt een bijzonder competitieve energievorm. En dat is een heel gunstige evolutie. Maar nog eens: of we kunnen werken met of zonder subsidie, dat zal afhangen van de marktprijs.”
Heeft de herziening van het steunmechanisme gevolgen voor de werking van DEME’s GeoSea?
“Door die omslag investeren we bewust in schepen die ons helpen om next generation-turbines te bouwen. Dat moeten we doen om competitief te blijven in offshore wind. Zonder subsidies werken vergt een ander risicoprofiel, andere veiligheidsnormen, andere investeringen. Het grote voordeel is dat we weg raken van overheidssteun. Iedere industrie, business of technologie die alleen maar steunt op subsidie is niet goed bezig.”
Creating land for the future: dekt die slogan nog voldoende de lading van jullie activiteiten? Zijn jullie niet even goed bezig met het creëren van de energie van de toekomst?
“Energie zit niet expliciet in onze naam vervat, maar is wel degelijk een kerntaak. Dertig jaar geleden al leverden we diensten voor de olie- en gassector, die overigens binnen ons takenpakket nog steeds belangrijk blijven. Het is overigens niet omdat we als wereldbevolking meer hernieuwbare energie in handen krijgen dat we minder olie en gas zullen oppompen. Zonder olie en gas kunnen we nog niet.”
“Rondom energie blijven we als bedrijf uitdagingen voor de toekomst bepalen. Zo zetten we momenteel ook sterk in op diepzeemijnbouw. Voor de productie van schone energie zijn heel wat zeldzame metalen nodig, zoals koper, kobalt, tin of mangaan. Die vind je in overvloed op de zeebodem, maar dan moet er wel technologie ontwikkeld worden die beter en duurzamer is dan louter een nieuwe mijn openen in Afrika. Daar maken we werk van.”
De activiteiten van DEME (gebouwen, baggerschepen …) verbruiken ook energie. Zijn jullie bezig met de reductie van jullie eigen uitstoot?
“Binnen de baggersector is er veel aandacht voor duurzaamheid. Op de duurzaamheidschaal van sectororganisatie EUDA (European Dredging Association) halen we de hoogste scores voor onze werven. Dat doen we door gebruik te maken van hybride bulldozers, maar ook door onze vloot systematisch te verduurzamen. Zo kunnen de nieuwe schepen van DEME zowel op lng als op gasolie varen. De aansluiting voor gasolie blijft nodig, omdat je lng enkel in grote wereldhavens kan tanken, maar nog niet op afgelegen plaatsen in Afrika of Azië.”
“Ook onze huisvesting maken we zo duurzaam als mogelijk. Ons kantoorgebouw in Zwijndrecht wordt gedeeltelijk voorzien van groene stroom, door zonne-energie en door een windturbine die we op het terrein lieten plaatsen. Die turbine willen we graag vervangen door grotere exemplaren, om zo snel mogelijk energieneutraal te worden.”